op Gepost in de categorie Interview

De Nederlandse economie oogt solide. Werkloosheid historisch laag, internationale handel nog steeds een motor van groei, en ook de koopkrachtcijfers zijn voorzichtig positief. Maar achter die geruststellende statistieken schuilt een ander verhaal: dat van uitgestelde keuzes, oplopende risico’s en een wereldorde die wankelt. De afgelopen jaren heerste er een permanente crisismodus — van pandemie tot energie- en geopolitieke schokken. Het kabinet ving klappen op met steunpakketten en compensaties, maar structurele investeringen bleven grotendeels liggen. 

Hoe zorgen we ervoor dat Nederland niet vastroest in kortetermijnpolitiek en koopkrachtplaatjes, maar opnieuw kiest voor vooruitgang en vernieuwing? Welke kansen liggen er juist in deze turbulente tijd? 

Een gesprek met Pieter Hasekamp, directeur van het Centraal Planbureau over welvaart, keuzes maken en vooruitzien. Over de noodzaak van economische vernieuwing, de rol van arbeidsmigratie, de impact van vergrijzing en zorgkosten en de fragiele geopolitieke realiteit.  

Goed, laat ik maar met de klassieke vraag beginnen. Als het CPB het kabinet een dringend advies zou mogen geven, waar zou dat nu dan op gericht moeten zijn? 

Pieter Hasekamp: “Het allerbelangrijkste is dat we weer vooruit durven kijken en investeren. De afgelopen jaren stond de politiek grotendeels in crisismodus: corona, de energiecrisis, geopolitieke spanningen. Dat was onvermijdelijk, maar het gevaar is dat we gevangen blijven in korte termijncompensatie, in het opvangen van tegenvallers. Waar het nu om draait, is investeren in de toekomst. Dan gaat het om drie grote thema’s: het verdienvermogen van Nederland, verduurzaming en veiligheid. En daarbij hoort óók de verdeling van de brede welvaart: gezond voedsel, schone lucht en financiële zekerheid.” 

Maar die compensaties van de laatste jaren — voor ondernemers en huishoudens — die hebben innovatie juist afgeremd? 

“Precies. We hebben geprobeerd alles overeind te houden: bedrijven met verouderde verdienmodellen, soms afhankelijk van goedkope arbeidsmigratie, maar ook huishoudens die hun koopkracht direct zagen dalen. Maar het moet niet structureel zijn. Een economie heeft juist baat bij wat economen ‘creatieve destructie’ noemen: bedrijven die verouderen of geen toekomst hebben verdwijnen, zodat ruimte ontstaat voor nieuwe bedrijvigheid. Denk aan hoe Nederland in het verleden afscheid nam van textiel, scheepsbouw en mijnbouw. Dat deed pijn, maar het leverde ook ruimte en werkgelegenheid op in andere sectoren. We moeten accepteren dat dit gezonde vernieuwing is.” 

Dus bedrijven mogen ‘afsterven’, net zoals in de natuur processen van vernieuwing plaatsvinden? 

“Exact. Ontwikkeling betekent ook loslaten. Ondernemingen die geen perspectief hebben moeten we niet koste wat het kost in stand houden met subsidies of tijdelijke regelingen. Beter is om actief te investeren in innovatie, in verduurzaming, in kennissectoren en in nieuwe bedrijvigheid. Anders zet je mensen en middelen in op de verkeerde plekken, terwijl de samenleving juist grote transities doormaakt.” 

Als we naar de arbeidsmarkt kijken: ook daar lijkt iets fundamenteels te moeten veranderen. 

“Ja, die staat al langer onder spanning. Ons huidige stelsel stamt grotendeels uit de naoorlogse tijd. Het onderscheid tussen vaste contracten en flexibele arbeid is kunstmatig en niet meer van deze tijd. Het leidt tot een tweedeling. Uiteindelijk zou je toe moeten naar één arbeidsmarkt met moderne instituties die ruimte bieden voor beweging, scholing en een leven lang ontwikkelen. Veel landen laten zien dat dit kan. Nederland blijft daar achter, ondanks alle rapporten en voornemens.” 

Toch hebben we het ook over kansen. Bijvoorbeeld de flexibilisering van talent: waarom zou iemand nog maar één werkgever hebben? 

“Dat is een interessant gedachte-experiment. In principe is ons systeem veel te monolithisch georganiseerd: jij hebt één werkgever, daar zit je contract, daar liggen je rechten en zekerheden. Terwijl de werkelijkheid van werk al veel hybrider is, denk aan zzp’ers of mensen die in meerdere projecten actief zijn. AI en technologische vernieuwing versnellen die ontwikkeling. Dat vraagt om een fundamenteel andere inrichting van zekerheid en sociale voorzieningen. Het is evolutionair, maar misschien ook wel revolutionair.” 

Wat ziet u als de grootste risico’s voor de Nederlandse economie? 

“Internationale onzekerheid. Sinds de Tweede Wereldoorlog leunen we op een multilaterale orde onder Amerikaans leiderschap — IMF, Wereldbank, WTO, NAVO. Maar dat systeem kraakt, en internationaal protectionisme neemt toe. Voor een open economie als Nederland is dat een groot risico. Denk ook aan klimaat en energie, waar afspraken nu onder druk staan. Helemaal niets doen is daar geen optie. En financieel gezien: we hebben ons systeem in Europa wel versterkt sinds 2008, maar de risico’s nemen toe. Een nieuwe crisis blijft altijd mogelijk.” 

Tegelijkertijd is er vergrijzing, met gevolgen voor zorg, arbeidsmarkt en sociale zekerheid. Hoe groot is dat probleem? 

“Op korte termijn kunnen we het nog goed aan. Mensen werken al 5 à 6 jaar langer door dan twintig jaar geleden, onze pensioenen zijn relatief goed georganiseerd. Maar structureel stijgen de zorgkosten, en dat zet de overheidsfinanciën onder druk. Daarbovenop spelen defensie en energietransitie. Het kabinet kan niet alles financieren, dus moet er gericht gekozen worden. Grote ingrepen zijn nu niet direct nodig, maar we moeten wel tijdig stappen zetten om te voorkomen dat uitgaven structureel harder blijven stijgen dan de inkomsten.” 

Politiek lijkt de focus vaak op koopkrachtplaatjes te liggen. Hoe kijkt u daarnaar? 

“Dat is inderdaad een valkuil. Koopkracht is belangrijk, zeker voor bestaanszekerheid, en Nederland behoudt daarmee wel een relatief lage inkomensongelijkheid. Maar politiek fixeren op tienden van procenten koopkrachtstijging of -daling leidt af van de échte uitdagingen: klimaat, defensie, verdienvermogen. Je zou kunnen zeggen: de koopkrachtontwikkelingen zijn nu redelijk stabiel en positief verdeeld over de inkomensgroepen. Laten we energie steken in de transities die onze toekomst bepalen, in plaats van alleen in het hier-en-nu.” 

Maar soms voelt het toch alsof experts meer vooruitzien dan politici. Is dat frustrerend? 

“Het is altijd makkelijker om analyses te maken dan om politieke besluiten te verkopen aan kiezers. Politici hebben nu eenmaal ook electorale realiteit. Maar ik ben niet somber: er is in Nederland nog steeds aandacht voor inhoud en feiten. Wel maakt de fragmentatie van de politiek het lastiger om consistent beleid te voeren. Nieuwe partijen hebben vaak nog weinig capaciteit om beleid door te rekenen, maar ze keren daar uiteindelijk wel naar terug. Gelukkig blijven planbureaus als het CPB belangrijk als stabiel referentiekader.” 

Een ander groot thema: defensie. We investeren nu massaal, maar waar leidt dat toe? 

“Veiligheid is een blijvende zorg, maar het risico bestaat inderdaad dat we in een reflex vooral meer gaan uitgeven — fregatten kopen, budgetten opschroeven — zonder strategie. Historisch gezien is 3,5% of meer van het bbp voor defensie gigantisch veel. Je moet steeds de vraag stellen: wat kopen we hiermee qua veiligheid, en is dit ook houdbaar op langere termijn?  

Zou Nederland niet juist óók moeten investeren in vrede en internationale relaties — naast bewapening? 

“Zeker. Het zou zelfs een krachtig signaal zijn. Diplomatie, ontwikkelingssamenwerking, multilaterale instituties: dat zijn geen luxe, dat zijn pijlers onder welvaart én veiligheid. Nederland heeft als kleine maar innovatieve speler altijd veel geprofiteerd van open grenzen en Europese samenwerking. Meer nadruk op het versterken van internationale samenwerking loont dus — niet alleen moreel, maar ook economisch. Helemaal onafhankelijk willen zijn is een illusie: Nederland en zelfs Europa kunnen niet alles zelf maken. Internationale samenwerking blijft cruciaal — ook om wederzijdse afhankelijkheden juist als stabiliteitsanker te benutten.” 

Tot slot: als we écht ver vooruitkijken. Over tien, twintig jaar. Wat voor keuzes moeten we dan maken? 

“Dan gaat het om richting. Willen we alles overlaten aan de markt en puur economische groei nastreven? Dan betalen we een prijs in sociale cohesie en leefomgeving. Willen we breed kijken naar welvaart, duurzaamheid of solidariteit, dan vraagt dat andere keuzes en investeringen. Net zoals we in het verleden toekomstgericht hebben gekozen voor deltawerken en pensioenstelsels, moeten we dat nu doen voor investeringen in de energietransitie, in duurzaamheid en in kennis van onze kinderen en de beroepsbevolking. Niemand weet precies hoe de toekomst eruitziet, maar wélke waarden we centraal stellen, dat is een keuze. En dáár moet de politiek leiderschap over tonen. We moeten keuzes durven maken. Niet alles kan overal, en dat is niet erg. Als we helder zijn over prioriteiten, dan houdt Nederland zijn kracht — als innovatieve, flexibele, open economie die ook vooruitkijkt naar de volgende generaties.” 


Dit artikel verscheen in verkorte versie in de Zonheuvel (herfst 2025) en maakt onderdeel uit van een vierluik. Lees ook de volgende interviews uit deze reeks:

‘Nederland wordt steeds zieker – en dat raakt ons allemaal.’ – Maarten Camps, bestuursvoorzitter van het UWV.

‘Democratie is geen vanzelfsprekendheid.’ – Han Polman, staatsraad Raad van State

Organisaties en bedrijven als microkosmos van een duurzamere wereld – Arjen Wals, hoogleraar Wageningen University